[ Pobierz całość w formacie PDF ]
.Hij schonk zich nogmaals in en keek uit over de Blauwe Zee, het heen en weer stromende verkeer op de drukke boulevard… en voor de zoveelste maal naar de daverende koppen in speciale edities van de ‘Nice-Matin’ en andere bladen op de tafel naast hem.Het waren zulke koppen als ‘Moord in het Woud van Pierrefeu’ en ‘Gangsterisme aan de Côte d’Azur’ en dergelijke.‘Om je rot te lachen,’ zei de man op dat balcon.Hij zag er uit, als men dat zo zeggen mocht, als een kruising tussen een Franse en een Amerikaanse senator.Hij scheen een min of meer bejaard man.Maar hij had de laatste tijd dan ook kunstmatig een twintig jaar of zo op zijn verschijning gelegd, – door een baard en snor te kweken, zijn hoofdhaar te laten uitdunnen en vervolgens het van nature donkere geheel tot een zilverig grijs te laten verkleuren.Met het resultaat, dat geen mens ter wereld hem nu nog langer voor een Pieterman of een Craayenbraaier kon houden.Hij lachte, uitbundig en smalend.‘Op je gezondheid, Craayenbraaier,’ zei Carl Huffelsnuffer.‘En van harte, kerel!’Hij lachte opnieuw.Maar hij lachte tevens te vroeg.16Op de eenzame en verlaten bosweg, die Reuben uren geleden reeds had kunnen bereiken, als hij een zestig kilometer of zo verder had durven rijden, reed inmiddels een heel ander soort van voertuig dan een zwarte Citroën, weliswaar, maar het had niettemin althans twee punten met het voertuig van Reuben gemeen.Het was ook zwart en het reed bovendien in dezelfde richting als die welke Reuben genomen zou hebben.De eenzame weg voerde grillig kronkelend, klimmend en dalend, door een dicht en uitgestrekt woud, het Fôret de Marsanne, in het Departement van de Drôme, naar het dal van de Rhône en uiteindelijk naar een dorp, ‘Cliousclat’ genaamd, en gelegen op een heuvel aan de rand van genoemd dal.De weg was lommerrijk en dus koel, ondanks de felle hitte van de stralende juli-dag, maar het was benauwend heet in het zwarte rijtuig dat inmiddels druk bezig was langzaam de laatste bocht en de scherpe helling naar het hoogste punt van die bosweg te nemen.‘Basilius.!’ zei Petronella scherp.‘Petronella.?’ vroeg Basilius haastig.‘Laat de raampjes neer, Basilius,’ zei Petronella.‘Onmiddellijk, Petronella!’ zei Basilius.Het geheel was een symfonie in zwart.Moeizaam, dampend en zwetend, zwoegden twee zwarte paarden het zwarte rijtuig tegen de steile helling op, daarbij nu en dan aangespoord door een zilverharige koetsier die, ondanks zijn blijkbaar hoge leeftijd, niettemin kaarsrecht op de bok zat en die, ondanks de hitte, toch de moed scheen te missen zijn nauwsluitende lange zwarte jas los te knopen of zijn met witte struisveren versierde driekantige steek af te zetten.‘’t Is heet, Petronella,’ zei Basilius.Petronella keek naar de rug van de koetsier.‘In de hel,’ zei Petronella, ‘is ’t heter.’Basilius knikte.‘Zo is ’t, Petronella,’ zei Basilius.Zij waren broer en zuster, hoewel geen tweelingen.Zij leken niettemin op elkaar als twee postzegels van hetzelfde vel.Zij waren tevens, althans in zekere zin, precies eender gekleed ook.Dat wil zeggen, in het zwart.En de mode dateerde dan zo ongeveer uit het eind van de vorige eeuw.Hun leeftijd viel, bij die kledij, moeilijk te gissen.Maar ‘ergens achter in de vijftig’, is een redelijke veronderstelling.Zij waren lang en schraal en beenderig, met scherp gekorven gezichten, waarin diepliggende en sombere ogen broeiden.Zij hadden monden als klemmen en neuzen als havikssnavels en, als ze hun handschoenen uitdeden, handen en vingers als klauwen.Het rijtuig had inmiddels de hoge helling gehaald en de koetsier liet zijn paarden een ogenblik stilstaan om uit te blazen en op adem te komen, maar Petronella klopte met de knop van haar zwarte parasol ongeduldig tegen de ruit achter ’s mans rug.De zilverharige koetsier vloekte binnensmonds en bracht de paarden weer op gang, stapvoets, een steile helling af, en zette de remmen aan.In het bedompte en naar kamfer ruikende rijtuig heerste enige tijd stilte.Petronella zat rechtop, de zwart gehandschoeide handen kruislings op de knop van haar parasol.Basilius probeerde zich lucht te verschaffen door te proberen een zwarte gehandschoeide vinger tussen zijn schrale nek en die kluister van een onmenselijk hoge, stijve en nauwe boord te wringen.Petronella stompte hem echter met een spitse elleboog in de ribben en Basilius gaf zijn pogingen op.Geleidelijk aan daalde de kronkelende weg en geleidelijk aan werd het woud minder dicht, en naarmate de weg daalde steeg de temperatuur in het bedompte rijtuig.Basilius tastte hongerig naar de koker vol sigaren in zijn binnenzak, maar hij kende zijn Petronella sedert schier onheuglijke tijden en was dus wel wijzer.En hij snakte naar een glas, een heel erg vol glas whisky, met ijs.Maar nog een ogenblik geduld.Het glas was bereids niet heel ver meer.Men was immers reeds vrij dicht bij huis, want het woud lag inmiddels achter hen en de wagen reed nu door een golvende vallei, van boomgaarden en vruchtbaar akkerland waar wuivend koren rijpte in de felle zon.In de verte glinsterde de Rhône en haastte een exprestrein Parijs-Nice zich zuidwaarts.De nog net zichtbare Route Nationale No.7 scheen volgepropt met door haast vertraagd verkeer, en aan de overkant van de sprankelende beek naast het rijtuig stapten traag twee ossen voor een ploeg.Fel scheen de zon en strak blauw was de hemel, en de spitse toppen van de donkere bergen tegen de schier transparante horizon deden Basilius ook nu onwillekeurig weer denken aan een prent in zijn kostbare en uitgebreide verzameling Chinese en Japanse kunst.Aan de ene kant van het wijde dal, zuidwaarts, zat het bouwvallen-dorp Mirmande als een grijze muts, met de ruïne van een kerk tot pluim, op het hoofd en tot over de oren van een overigens vriendelijk groene heuvel
[ Pobierz całość w formacie PDF ]