[ Pobierz całość w formacie PDF ]
.‘Doe niet zo stom! Straks verscheuren ze jou net zo goed als die elanden, of wat voor beesten het ook waren!’Hij hoorde haar niet, of hij wilde haar niet horen.Thymara bleef staan, en vroeg zich af of ze zich aan haar angst over zou geven.Toen rende ze toch maar achter hem aan.‘TATS!’ Het kon haar niet schelen hoe hard ze schreeuwde, er zat hier toch geen wild meer.‘Carson zei dat we in duo’s moesten jagen! Die wolven zijn nou precies waar hij ons voor waarschuwde.’Thymara was hem al uit het oog verloren en heel even bleef ze besluiteloos staan.Ze kon natuurlijk teruggaan en Carson en de anderen op de hoogte brengen.Maar ja, als Tats dan doodkalm terug zou komen, zou haar verhaal tamelijk laf en onzinnig klinken.En ze kon hem in deze situatie ook niet aan zijn lot overlaten.Ze hing haar boog op haar rug en hield een pijl als een speer in de aanslag.Met enige tegenzin rende ze achter hem aan.Rennen was niet iets wat boombewoners van de Wilde Regenlanden regelmatig oefenden.Ze was er wel beter in geworden sinds ze hier was, maar ze beschouwde het nog steeds als gevaarlijk.Hoe hield je al rennend je omgeving in de gaten? Hoe kon je nog naar omgevingsgeluiden luisteren als je hart in je oren bonkte? Hoe rook je gevaar als je hijgend door je mond ademhaalde?Het wildspoor slingerde zich langs de heuvel, bij de dichte struiken vandaan, en leidde door de bomenrijen.Tot haar spijt moest ze toegeven dat Tats een formidabele renner was.Ze was hem compleet uit het oog verloren, en dus volgde ze de hoefsporen maar.Toen het spoor langzaam van de heuvelrug afweek, en steil afdaalde naar de rivier, ving ze eindelijk weer een glimp van hem op.Daar rende hij, boog in de hand, hoofd omlaag, met zijn vrije hand heen en weer zwaaiend.Toen ze opkeek zag ze de platgetrapte begroeiing, veroorzaakt door de vluchtende beesten.Gek genoeg sloeg de opwinding van de wolvenjacht ook op haar over en ze drukte haar kin op de borst, vouwde haar vleugels dichter tegen haar rug aan en rende onverstoorbaar verder, tot het pad plotseling nog steiler naar beneden afboog.‘Tats!’ gilde ze weer, maar door gebrek aan lucht droeg zijn naam niet ver genoeg.Het spoor kronkelde ineens weer even scherp omhoog, en moeizaam vervolgde Thymara haar weg.Toen ze opkeek zag ze daar ineens, vlak voor zich, Tats stilstaan op de heuveltop.‘Tats!’ schreeuwde ze weer, en deze keer draaide hij zijn hoofd om.Hoewel ze het liefst langzamer was gaan lopen om op adem te komen, gaf ze nog één keer alles, en spoedde zich naar hem toe.Toen ze eindelijk naast hem stond, was ze ademloos en sprakeloos.Ook Tats keek verbijsterd naar het schouwspel dat zich daarbeneden afspeelde, of zojuist had afgespeeld.De jacht was blijkbaar onverminderd en in alle heftigheid doorgegaan.De herten en hun achtervolgers hadden de heuvelhelling in een wirwar van hoefsporen en omgewoelde aarde veranderd.Vlak onder hen lagen de overblijfselen van een Ouderlingenweg, die evenwijdig liep aan het wildpad, tot hij afboog naar de rivier.Vanaf hun hoge uitkijkpunt kon Thymara zien dat de weg ooit naar een brug had geleid.Waar nu echter slechts nog puin en verrot hout van over was.Ooit had die brug de rivier overspannen, iets wat nu vrijwel onmogelijk leek.Maar in de verte zag ze aan de overzijde de andere kant van de vervallen brug.Onder de half vergane resten van de brugboog kolkte de schuimende rivier en teisterde het water nog steeds de stenen en het hout.Op de oever was de ooit aansluitende weg ook zwaar aangetast.Bomen en onkruid hadden de weg in de loop van de tijd verwoest en de weg was weggezakt in het teisterende rivierwater.Van de weg die ooit naar hun huidige dorpje zou moeten hebben geleid, was geen spoor meer te bekennen.Lang geleden, toen de rivier onbarmhartig buiten haar oevers was getreden, was die route al verslonden.Gaandeweg was er groen en vochtig grasland voor in de plaats gekomen.‘Ze hebben ze in het nauw gedreven,’ zei Tats.‘De wolven kennen deze plek vast, ze hebben hun prooi hierheen geleid.’Hij had gelijk.Thymara kneep haar ogen tot spleetjes en zag de beesten die wanhopig probeerden weg te vluchten.De sluwe wolven lagen op de loer.Ze keek weer naar Tats en zag tot haar ontsteltenis dat die de steile heuvel begon af te dalen, eerst dicht bij de grond kruipend, maar algauw glijdend.Een grote struik ontnam haar het zicht op hem.‘Ben je helemaal gek geworden!?’ Woedend was ze, maar toen volgde ze hem nog ook, zichzelf vervloekend.De regen had de heuvel uitzonderlijk glad gemaakt en hoewel ze iets langer overeind bleef dan hij, gleed ook zij al snel naar beneden, door de blubber, de natte struiken en bladeren.Aan de voet van de heuvel wachtte hij al op haar.‘Wees stil!’ waarschuwde hij, en hij bood haar zijn hand aan.Een beetje mokkend nam ze die aan en ze liet zich overeind trekken.Ze liepen een stukje verder en plotseling stonden ze op een open stuk van de oude weg, waardoor ze vrij zicht hadden op het drama dat zich voor hen afspeelde.De wolven hadden de herten inderdaad bewust opgejaagd.Zwaar gedecoreerde, stenen muren stonden aan weerszijden van de toegang tot de oude brug, waardoor de herten in een soort omheining werden gedreven.De voorganger, het snelste beest van de troep, had de vergissing al bemerkt.Hij stond nu aan het uiteinde van het stukje brug.Onder hem stroomde slechts de woest kolkende rivier.Er was geen uitweg meer.Een van de andere prooidieren hinkte zwaar en was achterop geraakt, een ander rende onverdroten verder, zich schijnbaar niet bewust van de diepe en dodelijke val die het zou maken.Op dat moment zagen Tats en Thymara hoe de wolven de brug bereikten.In tegenstelling tot hun prooi, aarzelden ze geen moment.Als eerste werd het achteropgeraakte dier aangevallen; hulpeloos gillend sloeg het arme beest tegen de grond.Een van de wolven liet zijn tanden diep in de keel van het dier zinken en twee andere wierpen zich op de achterpoten.Een vierde wolf scheurde de schouder met een machtige ruk open en weer een andere wolf dook op de buik van het hert.Het einde was nabij; hulpeloos trappelend verdween het beest onder zijn belagers.Het andere hert, dat nu helemaal dol was geworden van de doodskreten, rende nog steeds door en sprong, in blinde paniek of totale onwetendheid, de diepte in, de rivier tegemoet.De leider was totaal in het nauw gedreven, maar omdat hij verreweg de grootste van zijn kudde was, draaide hij zich om en trotseerde zijn aanvallers.Daar waren er nu nog maar drie van over, want de anderen waren inmiddels druk bezig het achteropgeraakte dier te verslinden.Het gigantische hert schudde zijn kop en dreigde met zijn denkbeeldige gewei.Toen bleef hij stokstijf staan, trots en afwachtend.Zodra de eerste wolf de aanval inzette, schopte het hert venijnig met zijn achterpoten en trof doel, maar een tweede wolf dook op zijn onbeschermde, weke buik.Wanhopig rondspringend probeerde het dier zich te bevrijden, maar een derde wolf wierp zich al op zijn keel.De eerste wolf was ook weer overeind gekrabbeld, duizelig door de enorme trap die hem zojuist had getroffen.Thymara zag tot haar verbijstering dat de woedende wolf met een reuzensprong op de rug van het hert sprong, om zijn vlijmscherpe tanden vlak achter de kop in het vlees te drijven.Het grote hert wist nog twee stappen te zetten, maar zakte toen door zijn voorpoten.Hij stierf in stilte, terwijl hij nog tot het laatste moment probeerde te vluchten.Toen het moedige hert omviel, liet Tats een ingehouden zucht ontsnappen.Thymara realiseerde zich dat ze nog steeds zijn hand vasthield.‘We moeten hier weg,’ zei ze kalm maar vastbesloten.‘Als ze zich nu omdraaien, zien ze ons staan.En we kunnen nergens heen.’Tats bleef nauwlettend naar het schouwspel kijken.‘Ze vreten zich helemaal vol en hebben daarna vast geen interesse meer in ons.’ Plotseling werd zijn blik door iets boven hen getrokken.‘Als ze de kans nog krijgen om hun maaltijd te voltooien [ Pobierz całość w formacie PDF ]